Dienen

Alles dient de mens
De warmte van het vuur,
het koele water en het licht,
de nacht en ook het uur.

De steen, de bloem, het dier, het zand,
de zijde en katoen.
Het zilver en het goud,
alles dient de mens.

En wat de mens ook heeft gemaakt,
het dient alweer de mens.
De inkt en het papier,
de schroef, de pan, het glas, de schoen
de naald en ook de kleinste spoel.

En...dienen wij het dier?
Het schaap, de vlieg, de olifant?
Of ...dienen wij de boom,
het gras, het groen, het akkerland?

Welk offer branden wij,
als slaap ons weer levend maakt.
De wollen mantel ons bedekt.
Als sneeuw een ruime stilte schept
en water onze dorsten lest?

Met welke daden danken wij
als liefde ons weer tegenkomt
en harten door en door verwarmt?

En... geven wij een teken,
als ziekte ons bedreigt?
dan roepen wij,
dan smeken wij,
dan bidden en verbleken wij.

Dient alles niet de mens?